Jaar |
Biografische notities |
Verblijfplaats |
1842 |
Karl May wordt op vrijdag 25
februari 1842 om 10 uur 's avonds geboren en de volgende dag in de
evangelisch-lutherse
kerk St. Trinitatis in Ernstthal gedoopt. Hij is het vijfde kind van
de 32-jarige wever Heinrich August May en zijn vrouw, de 27-jarige
Christiane Wilhelmine geb. Weise. Bij May thuis heerst grote ellende -
bittere armoede, soms zelfs hongersnood. Van zijn vier zusters leeft
alleen nog de vierjarige Auguste Wilhelmine. |
Ernstthal,
Niedergasse 122 |
1843 |
Een
tekort aan vitamine A veroorzaakt zeer waarschijnlijk een oogziekte:
de oogleden zijn dicht en gezwollen. Een bijkomend verschijnsel is
vermoedelijk nachtblindheid - Karl kan niet zien. Zijn grootmoeder
Johanne Christiane May, de moeder van zijn vader, heeft hem de hele dag
onder haar hoede. Zij beïnvloedt met haar sprookjesromantiek de
gedachten- en gevoelswereld van de jongen. De daaropvolgende jaren
worden de bron van Mays rijke fantasie. |
Ernstthal,
Niedergasse 122 |
1844 |
28 mei: geboorte van Karl Mays
zuster Christiane Wilhelmine, de latere
mevrouw Schöne. |
Ernstthal,
Niedergasse 122 |
1845 |
Verhuizing naar het huis van de
wever Carl August Knobloch.
Op 15 augustus begint voor Mays moeder een zes maanden durende opleiding
tot vroedvrouw. |
Ernstthal,
Marktplatz 183 |
1846 |
13 februari: aan de
Chirurgisch-Medizinschen Akademie (Kurländer Palais) in Dresden slaagt
Mays moeder voor haar vroedvrouwexamen met het "vorzüglich gut"
(uitmuntend). Daar worden ook de ogen van haar blinde kind door de
professoren Haase en Grenser met succes behandeld - Karl May kan zien.
Recent onderzoek heeft aangetoond, dat in Dresden ook Rachitis,
veroorzaakt door vitamine-D-gebrek, met succes behandeld is. May
schrijft dienovereenkomstig later in zijn autobiografie Mein Leben
und Streben, blz. 20:
Ik leerde weer zien en kwam, verder gezond, weer thuis.
Op 19 maart wordt
Mays moeder als vroedvrouw van Ernstthal aangesteld. |
Ernstthal,
Marktplatz 183 |
1847 |
Karl May wordt uit de
sprookjeswereld van zijn grootmoeder gerukt. Wrede opvoedingsmethoden
van zijn vader zijn schokkend voor Mays geest.
2 juni: geboorte van zijn zuster Ernestine Pauline. |
Ernstthal,
Marktplatz 183 |
1848 |
Pasen: Karl May gaat naar school. De
klassen van de Ernstthaler Volksschool zijn overvol; één onderwijzer
moet aan ± 90 leerlingen lesgeven. Wat Karl daar niet leert, brengt zijn
vader hem ruw aan het verstand. Eens moet de jongen het beter krijgen.
Zo moet Karl in de komende jaren talloze, ten dele wetenschappelijke
boeken lezen, die zijn vader hem voorschrijft. De weinige vrije tijd die
hij heeft brengt Karl door bij zijn peetoom, de smid Christian Weißpflog,
die veel gereisd heeft en waar hij luistert naar exotische verhalen. |
Ernstthal,
Marktplatz 183 |
1849 |
Karl May wordt tamboer bij de 7e
compagnie van de Ernstthaler burgerwacht, waar zijn vader soldaat 1e
klasse is. Zijn vader exerceert en drilt hem tijdens diverse oefeningen.
9 juni: geboorte van Mays zuster Karoline Wilhelmine, de latere
mevrouw Selbmann. |
Ernstthal,
Marktplatz 183 |
1850 |
Ferrys "Waldläufer" verschijnt.
Negenentwintig jaar later zal May dit boek bewerken voor de jeugd. |
Ernstthal,
Marktplatz 183 |
1851 |
Vermoedelijk in dit jaar: verhuizing
naar het huis van de wevermeester Selbmann.
Poppentheater in Ernstthal:
Toen kwam een dag waarop voor
mij een wereld openging, die me daarna nooit meer losgelaten heeft.
Theater. Weliswaar een heel gewoon poppentheater, maar wel theater.
Gespeeld werd er in het "Webermeisterhaus". Eerste rang: drie stuivers;
tweede rang: twee stuivers en derde rang: één stuiver; kinderen halve
prijs. Ik kreeg toestemming om er samen met grootmoeder heen te gaan.
Dat koste voor ons samen 15 pfennig. Ze speelden: "Das
Müllerröschen oder die Schlacht bei Jena." Mijn ogen brandden; ik
gloeide van binnen: poppen, poppen, poppen! Voor mij waren het levende
wezens. [Mein Leben und Streben, blz. 55]
7 april: geboorte van zijn broertje Heinrich Wilhelm; hij overlijdt
reeds enige maanden later op 20 september. Op 30 november overlijdt
Christiane Friederike Weise, Mays grootmoeder van moederskant, op
64-jarige leeftijd. |
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1852 |
16 augustus: Mays zusje Anna
Henriette wordt geboren; ook zij sterft veel te vroeg, slechts enige
weken oud, op 4 september. |
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1853 |
De vader van May begaat een
ernstigste opvoedingsfout door er bij zijn zoon “kennis” in te hameren.
In dit jaar bereikt dit het hoogtepunt. Karl May schrijft een hoofdstuk
onder de treffende titel Keine Jugend (geen jeugd) in zijn
autobiografie:
Hij verzamelde alle mogelijke zogenaamde leerstof, zonder dat hij
een keuze of een goede volgorde kon bepalen. Alles wat hij ook maar
vond, nam hij mee. Ik moest het lezen of zelfs overschrijven, omdat hij
dacht dat ik het daardoor beter kon onthouden. Wat heb ik toen allemaal
moeten doorstaan. Oude gebedenboeken, rekenboeken, geschiedenis van de
natuur, wetenschappelijke verhandelingen waar ik niets van begreep. De
geografie van Duitsland uit het jaar 1802, meer dan 500 pagina's dik,
moest ik helemaal overschrijven, zodat ik de gegevens beter onthouden
kon. Het klopte natuurlijk allang niet meer! Hele dagen en halve nachten
zat ik deze ongeordende en overbodige rommel in mijn hoofd te stampen.
Ik werd er mee overvoerd. [Mein Leben und Streben,
blz. 53] |
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1854 |
Karl May krijgt privé taalles, dat
hij zelf betalen moet. Als hij twaalf jaar is, moet hij in
de herberg Engelhardt in
het naburige Hohenstein als
kegeljongen werken
- vaak tot na middernacht! Daar wordt hij verslaafd aan de
uitleenbibliotheek: "Rinaldo Rinaldini, de roverhoofdman" - "Himlo
Himlini, de roverhoofdman in Spanje..." - Sallo Sallini, de
verschrikkelijkste roverhoofdman...", heten zijn helden en zij worden
een ideaalbeeld voor hem.
5 mei: geboorte van zijn broertje Karl Hermann, die al op 15 augustus
overlijdt. |
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1855 |
3 juli: Mays broertje Karl Heinrich
wordt geboren; ook dit kind overlijd na korte tijd op 30 oktober. |
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1856 |
Vlucht uit de werkelijkheid!
Het boek dat ik gelezen had heette: "Die Räuberhöhle an der
Sierra Morena oder der Engel aller Verdrängten". Nadat vader
thuisgekomen was en zich ter ruste gelegd had, klom ik uit bed, sloop de
kamer uit en kleedde me aan. Dan schreef ik een briefje:” jullie hoeven
niet meer zo hard te werken; ik ga naar Spanje om hulp te halen!” Dit
briefje legde ik op de tafel, ik stak een stuk droog brood in m’n zak
samen met een paar stuivers van het geld verdiend op de kegelbaan en
sloop de trap af naar beneden. Ik deed de deur open, ademde diep in,
heel zacht, zodat niemand het hoorde en liep dan met gedempte stappen de
Marktplatz over, door de Niedergasse naar de Lungwitzerweg, die via
Lichtenstein naar Zwickau ging, naar Spanje, het land van de edele
rovers, de helpers in nood. - - - [Mein Leben und Streben,
blz. 79]
Karl komt niet ver, zijn bezorgde vader haalt hem naar huis.
Nooit heb ik duidelijker gevoeld als toen, hoeveel hij eigenlijk van
me hield.. [blz. 93]
Palmzondag, 16 maart: Karl May doet belijdenis.
Michaelis, 29 september: Hij wordt eerstejaarsstudent op
de kweekschool in
Waldenburg.
Het onderricht was koud, hard en streng. Er ontbrak elke vorm
van bekoring. In plaats van een mens gelukkig te maken, te bezielen,
stootte het af. De godsdienstlessen waren de uren die het minste warmte
uitstraalden. [blz. 95]
Op 22 november wordt Emma Lina Pollmer, Mays eerste echtgenote, in
Hohenstein geboren; haar moeder overlijdt op 4 december aan kraamkoorts. |
Ernstthal,
Marktplatz 185
Waldenburg |
1857 |
Karl May wordt verliefd op de
15-jarige Anna Preßler uit Ernstthal. Hij dicht en componeert
liefdesliederen, die hij haar op de gitaar voorspeelt:
Von Dir geschieden,
Bin ich bei Dir
Und wo Du weilest,
Bist Du bei mir.
Von Dir zu lassen,
Vermag ich nicht,
Weil Du mein Alles,
Mein Lebenslicht!
(Van jou gescheiden
ben ik bij je
En waar je ook bent
ben je bij me
Bij je weggaan
kan ik niet
Omdat je mijn alles bent
Het licht in mijn leven.)
21 november: Mays zusje Maria Lina
wordt geboren; zij overlijdt op 13 december. |
Waldenburg |
1858 |
In juli trouwt Anna Preßler, zestien
jaar oud, met de winkelier Carl Hermann Zacharias, ze is dan zwanger.
Dit doet Karl May veel pijn, hij zal het nooit helemaal verwerken.
May schrijft zijn eerste indianenverhaal en stuurt dit naar de "Gartenlaube".
Ernst Keil, de uitgever, wijst dit - nu verdwenen - eerste werk af. |
Waldenburg |
1859 |
In november is May "lichtcorveeër"
op de kweekschool in Waldenburg. Bij deze gelegenheid hij ontvreemdt hij
zes kaarsen, die hij voor de kerstboom in het armzalige ouderlijk huis
wil gebruiken. Op 21 en 22 december wordt deze zaak door
de directeur van de
kweekschool, Schütze, onderzocht. |
Waldenburg |
1860 |
28 januari: May wordt van de
kweekschool gestuurd.
4 maart: Mays zusje Emma Maria wordt geboren; ze sterft op 5 augustus.
6 maart: gesteund door
dominee Schmidt uit Ernstthal, richt May een gratieverzoek aan het
Saksische ministerie van cultuur. De directeur van de kweekschool,
Schütze, die ondertussen spijt heeft gekregen van zijn harde opstelling,
doet een goed woord voor hem.
4 juni: May mag zijn opleiding aan de
kweekschool van Plauen
voortzetten. Daar lijdt hij, zoals zoveel medescholieren, onder het
spioneren van de schoolleiding; ze interesseren zich voor het intieme
seksuele leven van de scholieren. |
Ernstthal,
Marktplatz 185
Plauen |
1861 |
9, 10 en 12 september: May doet
eindexamen.
13 september: zijn einddiploma heeft als eindcijfer "gut". (goed)
May is slechts van 7 t/m 19 oktober als hulponderwijzer
aan het werk in Glauchau.
Zijn kamerverhuurder Ernst Theodor Meinhold maakt als jaloerse
echtgenoot een scène. De koopman betrapt May, als deze zijn
negentienjarige vrouw Henriette, die hij niet alleen maar pianoles
geeft, kust. Meinhold meldt deze romance aan de superintendent Carl
Wilhelm Otto - Karl May wordt op staande voet ontslagen.
Zijn volgende baan als onderwijzer wordt hem fataal. In Altchemnitz,
waar hij sinds 6 november als fabrieksonderwijzer bij de Firma Solbrig
werkt, moet hij zijn vrije woning, kamer en slaapkamer met de boekhouder
Julius Hermann Scheunpflug delen.
Tot dusverre had hij die alleen bewoond; nu werd ik bij hem
ondergebracht. Hierdoor verloor hij zijn zelfstandigheid en kwam er een
eind aan zijn gemakkelijk leventje. Hij kreeg van zijn ouders een
nieuw horloge cadeau; zijn oude horloge, dat hij nu niet meer gebruikte,
hing aan een spijker aan de muur. Het was hoogstens twintig mark
waard. Hij bood mij dit horloge te koop aan; ik sloeg dit aanbod echter
af, want als ik eenmaal een horloge kocht, dan moest het een nieuw en
beter uurwerk zijn. Dat stond echter nog lang niet op het programma,
daar ik eerst nog mijn schulden moest afbetalen. Toen deed hij zelf het
voorstel dat ik zijn oude horloge, als ik naar school moest, in mijn zak
kon steken, daar ik altijd precies op tijd moest zijn. Ik ging daarop in
en was hem er dankbaar voor. In het begin hing ik zodra ik uit school
terugkwam het horloge onmiddellijk weer aan de spijker. Later deed ik
dat af en toe niet; ik hield het vaak nog urenlang op zak, want een zo
duidelijke onderstreping van het feit dat het niet mijn horloge was leek
mij overbodig. Tenslotte nam ik het zelfs mee als ik uitging en hing ik
het pas ‘s avonds op zijn plaats. Een werkelijk vriendschappelijke of
hartelijke omgang werd het niet; de boekhouder duldde mij noodgedwongen
en liet mij vaak opzettelijk merken, dat het hem niet beviel met mij
zijn woonruimte te moeten delen. [Leben, blz. 103f.]
Als de kerstvakantie op 24 december begint, haast May zich direct van
de school naar het station en reist naar huis; het horloge neemt hij
mee. Daar wordt hij gearresteerd. Hij zou het horloge, een pijp en
sigarenstomp van zijn kamergenoot gestolen hebben. May is ontsteld:
Ik beging de stommiteit te bestrijden dat
ik het horloge bezat; maar het werd gevonden toen men er naar zocht. De
leugen die mij had moeten redden vernietigde mij; dat is altijd het
geval; ik was........ een dief!
[blz. 107]
Mays beschrijving is geloofwaardig.
Onschuldig gevangen door de intrige van de boekhouder - zijn carrière
kapot! Datgene wat ik heb verteld, had op mij de uitwerking van een
klap, een slag op het hoofd, waaronder men innerlijk in elkaar zakt. En
dat deed ik ook! [blz. 109] |
Plauen
Glauchau
Altchemnitz
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1862 |
May wordt hoogstwaarschijnlijk - die
aktes bestaan niet meer - wegens "onrechtmatig gebruik van andermans
spullen" volgens Art. 330, Abs. 3, veroordeeld. Hij krijgt de zwaarste
straf: zes weken gevangenis. Gratieverzoeken worden afgewezen.
8 september tot 20 oktober:
gevangenisstraf in Chemnitz
Tegenwoordig zou May niet in de gevangenis gekomen zijn. Deze zware
beproeving bezorgt May een beroepsverbod als onderwijzer.
6 december: May wordt afgekeurd voor militaire dienst. |
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1863 |
May treedt bij "musikalisch-declamatorischen
Abendunterhaltungen" (muzikaal-declamatorische ontspanningsavonden) in
Ernstthal op. Zijn levensonderhoud verdient hij met privé-onderwijs. Op
12 februari wordt door het lerarenkorps aangifte gedaan; de
onderwijsinspectie komt dit te weten door een brief van 20 maart
geschreven door dominee Schmidt uit Ernstthal.
20 juni: Mays naam wordt uit de lijst van Saksische
kandidaat-onderwijzers geschrapt. Het geven van privé-onderwijs wordt
hem uitdrukkelijk verboden. Zijn burgerlijk bestaan is tot mislukken
gedoemd.
Het was alsof ik uit die cel, waarin men mij zes weken had
opgesloten, een hele menigte misdadigers mee naar huis had genomen, die
het nu als hun taak beschouwden zich in mij te nestelen en mij aan hen
gelijk te maken. Ik zag hen niet; ik zag slechts die donkere, honende
hoofdgestalte uit het moeras van thuis en de slechte Hohensteinse
lectuur; maar ze spraken tegen mij; ze beïnvloedden mij. En als ik mij
daartegen verzette, werden deze stemmen luider, om mij te verdoven en zo
te vermoeien, dat ik alle weerstand opgaf. Hoofdzaak was dat ik mij
wreken moest, wreken op de eigenaar van dat horloge, die mij had
aangeklaagd, slechts om mij uit zijn woning kwijt te raken, wreken op de
politie, wreken op de rechter, wreken op de staat, op de mensheid, op
iedereen! Ik was een voorbeeldig mens, zuiver, wit en onschuldig als een
lam. De wereld had mij bedrogen in mijn toekomst, mijn levensgeluk. Mij
wreken? Waardoor? Daardoor, dat ik bleef wat zij van mij gemaakt hadden:
een misdadiger! Dat was het, wat de verleiders in mijn binnenste van mij
verlangden. Ik verzette mij zoveel ik kon, zover mijn krachten reikten.
Ik gaf alles wat ik schreef, vooral mijn dorpsverhalen, een ethische,
een koningsgetrouwe tendens. Dat deed ik niet alleen als steun voor
anderen, maar ook als steun voor mij zelf. Maar hoe ontzettend zwaar is
mij dat gevallen! Als ik niet deed wat de luide stemmen in mij wilden,
werd ik door hen met hoongelach, met vloeken en verwensingen
overstroomd, niet alleen urenlang, maar ook halve dagen en hele nachten.
Om deze stemmen te ontvluchten, ben ik uit mijn bed gesprongen en de
regen en de sneeuwstorm ingelopen. [Leben, blz. 117f.]
Dat May werkelijk aan aanzienlijke
psychische storingen lijdt, ‘s nachts buiten in de regen loopt, bewijst
wel zijn uit die tijd stammende gedicht:
Kennst du die Nacht, die auf die Erde sinkt
Bei hohlem Wind und scheuem Regenfall,
Die Nacht, in der kein Stern am Himmel blinkt,
Kein Aug durchdringt des Nebels dichten Wall?
So finster diese Nacht, sie hat doch einen Morgen
O lege Dich zur Ruhe und sei ohne Sorgen!
Kennst Du die Nacht, die auf das Leben sinkt,
Wenn dich der Tod aufs letzte Lager streckt
Und nah der Ruf der Ewigkeit erklingt,
Daß dir der Puls in allen Adern schreckt?
So finster diese Nacht, sie hat doch einen Morgen
O lege dich zur Ruhe und sei ohne Sorgen!
Kennst Du die Nacht, die auf den Geist dir sinkt,
Daß er vergebens um Erlösung schreit,
Die schlangengleich sich ums Gedächniß schlingt
Und tausend Teufel ins Gehirn dir speit?
O sei vor ihr ja stets in wachen Sorgen,
Denn diese Nacht allein hat keinen Morgen!
In eerste instantie vecht May met
succes tegen deze "duizend duivels". Hij
componeert voor
de
zangvereniging "Lyra" uit Ernstthal een hele rij eigen werken. |
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1864 |
May is aangemeld in Naußlitz bij
Dresden. Over deze tijd is niets bekend. In de tweede helft van dat jaar
treedt hij waarschijnlijk met een theatergroep her en der in Saksen op
en heeft een liefdesverhouding met een ballerina van de theater- en
balletgroep H. Jerwitz uit Leipzig. Bijna 21 maanden zijn voorbij na
Mays zes weken durende gevangenisstraf in Chemnitz. Nu verliest hij elk
houvast:
Die nacht was echter niet helemaal donker; er heerste
schemerlicht. En wonderlijk genoeg strekte zich dat slechts uit over
zielsaangelegenheden, niet over de geest. Ik was zielsziek, maar niet
geestesziek. Ik was tot logische gevolgtrekkingen in staat, tot het
oplossen van ieder wiskundig vraagstuk. Ik had scherp inzicht in alles
wat buiten mij omging; maar zodra het mij zelf naderde, mij zelf betrof,
hield het inzicht op. Ik was niet in staat mij zelf te observeren, mij
zelf te begrijpen, mij zelf te leiden, mij zelf te besturen. [Leben,
blz. 111]
De "duizend duivels" leiden Karl May op 9 juli naar Penig. Daar noemt
hij zich "Dr. med. Heilig", "oogarts" en "voormalig militair" uit
Rochlitz. Hij laat zich kleding op maat maken en verdwijnt zonder te
betalen. Daarvoor heeft hij een jonge man met een oogziekte een recept
in het latijn uitgeschreven..
16 december: in Chemnitz duikt May als "kweekschooldocent Ferdinand
Lohse" op en huurt in het Gasthof "Zum goldenen Anker" twee aan elkaar
verbonden kamers. Daar laat hij zich verscheidene damesbontjassen
brengen. Hij brengt ze in de andere kamer naar de "zieke directeur" en
is even later met de bontjassen verdwenen. |
Naußlitz
bei Dresden |
1865 |
28 februari: in Gohlis bij Leipzig
woont May bij de staalgraveur Schule. Op 20 maart bezoekt hij als
"koperslager Hermes", de god van dieven en handelaren, de pelsbewerker
Friedrich Erler en maakt hem een beverpels afhandig. Een dag later
verpandt May, geholpen door een argeloze tussenpersoon, de pels bij de
bank van lening. Bij de poging om de opbrengst te laten afhalen, wordt
May op 26 maart in Rosenthal, een park tussen Gohlis en Leipzig, gepakt,
waarbij een bijl "onder zijn jas vandaan gegleden" is.
Op het politiebureau is hij "roerloos en schijnbaar levenloos geweest
en heeft hij ook niet gepraat, zelfs niet nadat de politiearts erbij
geroepen is." Deze apathie, die in de akten is opgetekend, geeft te
denken. Het duurt geruime tijd voor May weer aanspreekbaar is en alles
bekent.
8 juni: Karl May wordt door het kantongerecht van Leipzig "wegens
meervoudig bedrog" tot 4 jaar en 1 maand werkhuis veroordeeld. Op 14
juni wordt hij naar het werkhuis
"Schloß Osterstein" overgebracht. May
is nu gevangene "Nr 171". Hij wordt op kantoor tewerkgesteld, maar
schiet te kort wegens psychische zwakte.
19 september: Mays sprookjesgrootmoeder sterft op 85-jarige leeftijd. |
Gohlis
Zwickau,
Schloß Osterstein |
1866 |
May vervaardigt geldportefeuilles en
sigarenetuis. |
Zwickau,
Schloß Osterstein |
1867 |
De opzichter Friedrich Göhler
ontdekt Mays muzikale talenten. May speelt althoorn in het blazerskorps
en is lid van het gevangeniskerkkoor. Vermoedelijk aan het eind van het
jaar word hij de "speciale schrijver" van inspecteur Krell en naar de
gesloten afdeling overgeplaatst. De omvangrijke gevangenisbibliotheek
verandert zijn straftijd in een studietijd. . |
Zwickau,
Schloß Osterstein |
1868 |
Literaire schetsen ontstaan: das
Repertorium C. May.
2 november: May wordt "als gevolg van Allerhoogste Genade" wegens goed
gedrag voortijdig - 253 dagen eerder als oorspronkelijk gedacht - met
een getuigschrift van vertrouwen uit het werkhuis ontslagen. Thuis hoort
hij van de dood van zijn sprookjesgrootmoeder. Dit bericht brengt hem
weer uit zijn geestelijk evenwicht.
De vroegere ellende begon weer, de vroegere martelingen, de
vroegere strijd met onbegrijpelijke machten. Ze kenden al mijn gedachten
voordat ik me er zelf bewust van werd en toch konden ze onmogelijk deel
van me uitmaken, omdat dat wat zij wilden bijna altijd het tegengestelde
van mijn wil was. ... Ze verlangden net als vroeger van mij dat ik mij
zou wreken voor de in de gevangenis verloren kostbare tijd! [Leben,
blz. 157]
May probeert, deze "onbegrijpelijke machten" te ontlopen. Voor de
uitgeversboekhandelaar Münchmeyer uit Dresden schrijft hij enige
teksten, die thans verdwenen zijn. |
Zwickau,
Schloß Osterstein
Ernstthal,
Marktplatz 185 |
1869 |
Aan het begin van dit jaar leert May
het dienstmeisje Auguste Gräßler uit Raschau kennen. Uit deze
kennismaking ontwikkelt zich een liefdesrelatie.
Op 29 maart doet May in Wiederau als "politieluitenant von
Wolframsdorf uit Leipzig" bij de kruidenier Carl Reimann een onderzoek
naar vals geld. Omdat dit zogenaamd gevonden wordt, neemt hij Reimann
voor "verhoor" mee naar een pension, waar hij Reimaan achterlaat en zelf
spoorloos verdwijnt.
10 april: May zoekt in het huis van touwslager Krause in Ponitz
opnieuw naar vals geld. De actie mislukt. May dwingt met een ongeladen
schietwapen ontzag af en vlucht "dwars door de velden". Hij is steeds
verkleed en draagt een valse baard. In Ernstthal wekt hij op 20 april de
indruk, als zou hij naar Amerika zijn geëmigreerd.
Van 3 tot 5 mei is May in Jöhstadt; daar bezoekt hij op de avond van
3 mei het theater.
Pinksteren, 16 - 17 mei: in Schwarzenberg ontmoet May voor de laatste
keer zijn geliefde Auguste Gräßler. Op 27 / 28 mei richt hij de “Eisenhöhle”,
ten noorden van Hohenstein, als verblijfplaats in. Met een kinderwagen
(!) brengt hij daar merkwaardige dingen naartoe, die hij van zijn
peetoom Weißpflog zou hebben gestolen.
31 mei: In Limbach steelt May in de Gaststätte van Victor Reinhard
Wünschmann een set biljardballen en gaat naar Chemnitz, om ze te
verkopen, wat echter door de oplettendheid van twee politieagenten
mislukt.
3 / 4 juni: Uit een stal in Bräunsdorf steelt May ‘s nachts een paard
van de Gasthofbezitter Schreier. Tevens steelt hij een bit, rijzweep en
halsriem; daarna rijdt hij weg. Als hij enkele uren later het paard aan
een slachter probeert te verkopen, mislukt dit.
15 juni: In Mülsen St. Jacob treedt May op als "bode van advocaat Dr.
Schaffrath uit Dresden" en lokt de bakker Wappler voor een
erfeniskwestie naar Glauchau. Ondertussen geeft May zich bij de
thuisgebleven echtgenote als politieagent uit en neemt 28 Taler "vals
geld" in beslag.
Eind juni ontvreemdt May uit de kegelbaan van herberg Engelhardt in
Hohenstein een handdoek en een sigarenpijpje. Op 2 juli, ‘s nachts om 3
uur, word hij daar slapend aangetroffen en "na een kort gevecht"
overmeesterd en naar de gevangenis in Mittweida overgebracht.
5 en 15 juli: gerechtelijk onderzoek in Wiederau en Mülsen St. Jacob.
26 juli: op weg naar een ander
gerechtelijk onderzoek in Bräunsdorf ontsnapt May aan zijn bewakers; hij
zou de "eiserne Bretze" (handboeien) verbroken hebben. Ondanks een grote
zoekactie in de bossen rond Hohenstein op 6 en 7 augustus blijft May
aanvankelijk onvindbaar.
In de nazomer duikt hij in Siegeldorf bij Halle op. Hij geeft zich
uit voor "schrijver Heichel uit Dresden", daarna als "natuurlijke zoon
van de Prins von Waldenburg" en ontmoet de huishoudster Malwine
Wadenbach, die hij waarschijnlijk van vroeger kent.
Verder weten we van Mays verblijf in Ellersleben, Plößnitz en Coburg. |
Ernstthal,
Marktplatz 185
Eisenhöhle |
1870 |
4 januari: in Niederalgersdorf (Bohemen)
word May als landloper in een schuur opgepakt. Hij noemt zich "Albin
Wadenbach", plantagebezitter uit Orby op het eiland Martinique, West
Indië. Een foto overtuigt de politie.
14 maart: May wordt naar de gevangenis in Mittweida gebracht. Op 13
april wordt hij door het kantongerecht in Mittweida "met behulp van de
door hem afgelegde bekentenis, wegens eenvoudige maar perfect
uitgevoerde diefstal, oplichterij en fraude onder verzwarende
omstandigheden, alsmede wegens weerspannigheid tegen ongeoorloofde
zelfhulp en verdraaiing van feiten, rekening houdend met zijn terugval,
tot een tuchthuisstraf in de duur van 4 jaar en met betaling van de
onderzoekskosten veroordeeld."
De bekende strafrechtjurist Professor Dr. Claus Roxin heeft
vastgesteld, dat het niet uit te sluiten is, "dat May schizofrene
trekken gehad kan hebben, die zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid
in de zin van § 51 StGB uitsluiten of tenminste als oorzaak van een
aanzienlijk verminderde toerekeningsvatbaarheid kan aanvoeren." [Karl
May, das Strafrecht und die Literatur, Tübingen 1997, blz. 47.]
Recent onderzoek van Dr. William E. Thomas, een Australische arts,
heeft aangetoond dat May aan dissociatieve identiteitsstoringen leed en
daarom "ontoerekeningsvatbaar" moet zijn geweest.
3 mei: begin van de straf in tuchthuis Waldheim. May is vanaf nu
gevangene "Nr. 402" en komt in een isoleercel. Minstens 13 uur per dag
werkt hij als sigarenmaker. Waarschijnlijk vervult "Nr. 402"
aanvankelijk zijn opgelegde taak niet, want met het niet geven van eten
wordt hij disciplinair gestraft. |
Bohemen
Mittweida
Waldheim |
1871 |
Het ontplooien van
schrijversactiviteiten is volgens het reglement van het tuchthuis
Waldheim onmogelijk! "Het benodigde schrijfmateriaal wordt in de
benodigde hoeveelheden aan de gevangenen door de instelling tegen
betaling toegestaan; elk geval wordt apart bekeken. Hetzelfde geldt voor
de envelop waar een brief in moet worden verstuurd. Het terzijde leggen
van schrijfmateriaal is verboden. Elke gevangene moet de hoeveelheid die
hij ontving, beschreven of niet, weer inleveren. Dit geldt ook voor de
inkt en het potlood en andere voorwerpen." [§ 50]
Tekenen van een gevangenispsychose in relatie met eenzame opsluiting,
zoals in de verdere literatuur wel wordt aangenomen, zijn er niet. Zo'n
voorval had beslist teruggevonden moeten worden in zijn werk; dit is
echter niet het geval. May vond de eenzame opsluiting eerder aangenaam,
dan dat hij er onder leed. |
Waldheim |
1872 |
De catecheet van de inrichting,
Johannes Kochta, wordt een vaderlijke vriend voor May. De ontmoetingen
met de Katholiek laten bij May een onuitwisbare indruk na; hij vindt
zichzelf terug.
29 april: Mays 25-jarige zuster Ernestine Pauline overlijdt in
Ernstthal. |
Waldheim |
1873 |
Hoewel May luthers is, bespeelt hij
bij katholieke kerkdiensten het orgel. |
Waldheim |
1874 |
May is tot begin maart in de
gevangenisbibliotheek werkzaam.
2 mei: ontslag uit het tuchthuis. May staat voor twee jaar onder
politietoezicht. Een terugblik in zijn latere teksten toont aan, dat hij
dan als smidsknecht bij zijn peetoom Weißpflog werkt. In de zomer
schrijft hij Die Rose von Ernstthal. |
Waldheim
Ernstthal,
Marktplatz 185 |